[voorpublicatie]

Binding in Bevinding

Het Gebinte van de Gereformeerde Gezindte

Dr. C.A. van der Sluijs

juni 2021

[opmaak en paginering afwijkend van uitgave in druk]

Inhoud

Inleiding - 4

ACHTERGRONDEN

Groen van Prinsterer en de gereformeerde gezindte - 5

Het Réveil in Nederland (1817 – 1854) - 8

Conventikels - 9

De Afscheiding van 1834 - 10

De Doleantie van 1886 - 12

Da Costa - ( 1798 - 1860) 32

J. H. Gunning Jr. (1829 – 1905) en Ph.J. Hoedemaker (1839 – 1910) - 35

Ds. G. Boer (1913 – 1973), theoloog en prediker van de verzoening - 40

Ds. W. L. Tukker (1909 – 1988), een deftige en eerbiedwaardige dominee - 48

Dr. C. Graafland (1928 – 2004), de theoloog van het kantelpunt - 54

Calvijn en de heiligmaking - 57

Zwingli, een compromisdenker - 63

PERSPECTIEVEN

Wezenlijk onderscheid tussen gemeente en vereniging - 66

Kinderdoop of geloofsdoop - 68

Dordtse Leeregels actueel nu vervaging kerk belaagt - 74

Prediking in betoning van geest en kracht - 78

Separerende prediking - 93

Bediening van de verzoening juridisch van aard - 97

Horend verantwoordelijk - 100

Gebrokenheid of Brokken maken - 110

Prediking als providentie - 116

Verkondiging vandaag - 128

Moderne en evangelische theologie - 133

Een nieuwe Nationale Synode - 138

Dietrich Bonhoeffer (1906 – 1945) - 139

Heiliging en rechtvaardiging in het geding - 142

Revival - 146

Brede belezenheid - 154

Taalvervuiling in de prediking - 160

Beeldcultuur - 164

Zijn we nog gereformeerd ruim 400 jaar na Dordt? - 169

Kerk van de Hervorming in historisch perspectief - 175

Visionaire vooruitblik: kansen en (on)mogelijkheden - 179

Inleiding

Gedachten uit het verleden worden in dit boek opnieuw overdacht en doordacht met het oog op de Bijbelse bevinding en het bevindelijke leven, die het wezenlijke segment zijn van de gereformeerde gezindte in ons land. Deze bevinding is de persoonlijke ervaring van het goddelijke of – anders gezegd – de gewaarwording in het gemoed van gemeenschap met God. Bevindelijkheid kan als een beweging worden gezien tegen verstarring en rationalisme binnen de kerk.

Al vóór de Reformatie waren er tegenbewegingen die het zielenleven vooropstelden, zoals de boetepredikers, de middeleeuwse mystici, de beweging van de Moderne Devotie (Thomas à Kempis, Geert Grote) en Erasmus en zijn volgelingen. In de negentiende eeuw ontstond het Réveil, een opwekking van het christelijk denken en handelen, gericht op innerlijke vroomheid en een praktische beleving van het geloof. In ruimere zin is bevindelijkheid een beweging die door de gehele religieuze geschiedenis van de mens loopt en gericht is op praktische vroomheid en gemeenschap met God.

In engere zin wordt bevindelijkheid gekoppeld aan de Nederlandse orthodox-protestantse stroming die zich verwant voelt met de Nadere Reformatie in de zeventiende en achttiende eeuw. Vergelijkbare bewegingen gericht op vroomheid waren het piëtisme en puritanisme in Duitsland en Engeland. Conventikels of huiskamergemeenten waren belangrijk voor de verspreiding van de ideeën.

Voor orthodox bevindelijke kringen is bevinding een door de Heilige Geest mogelijk gemaakte ervaring van gemeenschap met God, gekoppeld aan de Schrift en aan bekering. De bevindelijke ervaring dient getoetst te worden aan de Bijbel. Bevinding brengt een ommekeer in het leven teweeg, de bekering of wedergeboorte. Deze bekering wordt gezien als een ontwikkelingsproces dat een leven lang kan duren. Het kent drie stadia of standen: van ellende, van verlossing en van dankbaarheid. Terugval is mogelijk. De bekeerde mens moet beproevingen meemaken. In de eerste bekering, door de genade van God in het innerlijk van de mens, verandert diens staat van dood in levend. Hierna wordt de mens nog steeds herinnerd aan de ellende van de zonde. De bevindelijke mag niet eigenmachtig streven naar de vrucht van de bekering. Dat zou te veel lijken op zelfheiliging door goede werken. Een mens is uit zichzelf tot niets goeds in staat in Gods ogen. In plaats van bevinding wordt ook wel gesproken van spiritualiteit, beleefd geloof, godservaring of mystiek. Orthodox-bevindelijke kringen vermijden het woord ‘mystiek’ liever omdat het wordt geassocieerd met het rooms-katholieke geloof.

4

Achtergronden

Groen van Prinsterer en de gereformeerde gezindte

Wie gereformeerde gezindte zegt, zegt Groen van Prinsterer (1801-1876). Deze vrome, bewogen Reveilman heeft de uitdrukking ontworpen. Groen was een bekwaam historicus, die onder meer de inhoud van de onuitgegeven archieven van het Huis van Oranje-Nassau publiceerde. In de jaren 1846-1856 gaf hij in Ongeloof en Revolutie een onthullende analyse van de samenhang tussen de Verlichtingsgedachte en de Franse Revolutie en de doorwerking daarvan in zijn eigen tijd. Als christen-politicus blijft zijn naam verbonden aan de strijd voor de vrije, christelijke school. Groen was ook advocaat. Het bestuur van het Hervormd Kerkgenootschap had de overheid in de arm genomen om de Afgescheidenen tot terugkeer naar het Genootschap te dwingen. De regering schakelde daarvoor politie en leger in. Gezinnen kregen inkwartiering van zes tot acht dragonders, die dagelijks zorg droegen voor de nodige overlast. Zo werden de Afgescheidenen door de liberale overheid op verzoek van een liberaal synodebestuur getiranniseerd. Groen deelde het standpunt van de Afscheiding van 1834 beslist niet, maar over de kerkmuren heen herkende hij in de Afgescheidenen zijn directe geestverwanten. Vanaf 1837 steunde Groen de afgescheidenen, die zich in 1834 hadden losgemaakt van de Nederlandse Hervormde Kerk. Net als de afgescheidenen had Groen kritiek op het Algemeen Reglement van 1816, dat de koning veel invloed gaf in de kerk en op de opkomende vrijzinnigheid. Groen wilde niet met de Nederlands Hervormde Kerk breken, maar de Gereformeerde Gezindte in de Hervormde Kerk en daarbuiten verenigen in zijn strijd tegen de vrijzinnigheid in de kerk, in de staat en in de maatschappij. Als zodanig trad hij na de Afscheiding van 1834 onverschrokken op voor Afgescheidenen die voor de rechter waren gedaagd. In zijn pleidooien smeedde hij het begrip gereformeerde gezindte.

In zijn boek Ongeloof en revolutie heeft Groen van Prinsterer duidelijk de tweespalt laten zien, die sinds de Franse revolutie Europa verscheurt. Met Groen hebben alle Réveil-figuren gestreden, om de ontbindende macht van het revolutie-beginsel te keren en het christelijke-sacrale karakter van de samenleving te bewaren. Volgens Groen van Prinsterer is het belijden het uitkomen voor de waarheid op het punt, waar de tijd bezwaar heeft en waar het belijden met lijden vergezeld is. Dit vasthouden aan het belijden van de kerk impliceerde voor Groen het gebonden en verbonden zijn aan de religie van het belijden.

5

Deze lijn van Groen van Prinsterer zal door mij in dit boek in zijn geest worden doorgezet, met dien verstande dat het gereformeerde denken en leven zal worden omschreven vanuit een hervormde oriëntatie, waarbij geestverwanten elkaar over en weer zullen herkennen.

Het gaat in grote lijnen om de groeperingen die zich in het dagelijkse spraakgebruik "gereformeerd" noemen. De gereformeerde gezindte is vandaag verdeeld over verschillende kerkgenootschappen.

Kern van de gereformeerde gezindte is het vasthouden aan de Drie Formulieren van Enigheid:

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

De Heidelbergse Catechismus

De Dordtse Leerregels

6

Bredere definitie

In grote lijnen behoren de volgende kerkverbanden en modaliteiten tot de gereformeerde gezindte:

Hervormde Gemeenten (Gereformeerde Bond en Confessionele Vereniging) binnen de Protestantse Kerk in Nederland (voorheen in de Nederlandse Hervormde Kerk)

Hersteld Hervormde Kerk

Confessioneel Gereformeerd Beraad binnen de Protestantse Kerk in Nederland (voorheen in de Gereformeerde Kerken in Nederland)

Gereformeerde Kerken vrijgemaakt

Gereformeerde Kerken (hersteld)

Nederlands Gereformeerde Kerken

Christelijk Gereformeerde Kerken

Gereformeerde Gemeenten

Gereformeerde Gemeenten in Nederland

Gereformeerde Gemeenten in Nederland (buiten verband)

Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland

Oud Gereformeerde Gemeenten (buiten verband)

Vrije Oud Gereformeerde Gemeenten en bevindelijk gereformeerden in gemeenteverband die niet aan een kerkelijk verband verbonden zijn en enkele vrije groepen, zoals Pauweanen en Tavernianen (de zogenaamde thuislezers zonder gemeenteverband)

7

Het Reveil in Nederland (1817-1854)

Het protestantse Reveil in de negentiende eeuw paarde maatschappelijke vooruitstrevendheid aan religieus conservatisme. Hun aanhangers streden tegen alcoholisme, armoede en slavernij. Maar van vrouwenrechten en vaccinatie moesten ze niets hebben.

Aan het begin van de negentiende eeuw vond onder protestanten in diverse Europese landen een geestelijke opleving plaats. Dit zogeheten Reveil was een reactie op het rationele Verlichtingsdenken, met zijn nadruk op de haast onbeperkte mogelijkheden van de mens om een betere wereld tot stand te brengen. De aanhangers van het Reveil verwachtten juist een betere wereld door middel van innerlijke, door het geloof opgewekte verandering van het individu. Net als de Romantiek, die tegelijkertijd opgang maakte, stelde het Reveil het gevoel centraal in plaats van de rede.

De wortels van het Reveil lagen in calvinistisch Zwitserland. Van daaruit verspreidde het gedachtegoed zich, zodat al er algauw plaatselijke varianten ontstonden als het Franse Réveil, de Duitse Erweckungen en het Engelse en Schotse Evangelical Revival.

In Nederland begon de beweging bij Willem Bilderdijk. De sterk antirevolutionaire en Oranjegezinde dichter gaf vanaf 1817 in Leiden privélessen in de vaderlandse geschiedenis. Hij bracht zijn politieke en religieuze ideeën over op een groep jonge studenten, onder wie Isaäc da Costa, Abraham Capadose, Willem de Clerq en Guillaume Groen van Prinsterer. Allemaal personen die niet veel later een grote rol zouden gaan spelen binnen het Reveil in Nederland.

De jonge Da Costa, die zich onder invloed van Bilderdijk bekeerd had van het Joodse tot het christelijke geloof, schreef na zijn rechtenstudie in 1823 het pamflet Bezwaren tegen den Geest der Eeuw. Daarin trok hij fel van leer tegen de gevolgen van de Franse Revolutie en de Verlichting, en pleitte hij voor een terugkeer naar christelijke normen en waarden, die Nederland volgens hem in het verleden zoveel goeds gebracht hadden.

Wat deze normen en waarden in de praktijk inhielden, liet Capadose zien toen hij in hetzelfde jaar een kruistocht begon tegen de verplichte vaccinatie tegen pokken, die rond 1820 in zwang was gekomen. Capadose reageerde verontwaardigd: ‘Welk is een tijd, die waarin men om op de scholen te worden aangenomen niet den Doop van het kind vraagt, maar wel dat het gevaccineerd is geworden.’

8

Als arts had Capadose aanvankelijk ook mensen gevaccineerd, maar hij weigerde nog langer de ‘kunstbewerking’ uit te voeren. Hij was van mening dat de mens niet tegen ‘de Voorzienigheid Gods’ mocht handelen en schreef het pamflet Bestrijding der Vaccine of de Vaccine aan den Beginselen der Godsdienst, der Rede en der ware Geneeskunde getoetst om zijn standpunt uit te dragen.

Zowel Da Costa als Capadose kreeg felle kritiek. Ze werden door hun critici – vooral afkomstig uit liberale kringen – ‘dompers’ genoemd, omdat zij het vuur van de Verlichting zouden willen doven. Desondanks bleven ze pamfletten schrijven, en ook Bilderdijk mengde zich tot zijn dood in 1831 in het debat.

Net als zijn leermeester ging Da Costa colleges geven en organiseerde hij ‘Zondagavonden’ bij hem thuis, waar hij mensen uitnodigde en sprak over de ideeën van het Reveil. Dankzij de pamfletten en bijeenkomsten groeiden er kringen van gelijkgestemden in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. In laatstgenoemde stad speelde Groen van Prinsterer een leidende rol.

Het Reveil bezat als beweging weinig interne organisatie of structuur en bestond bij de gratie van de ideeën en daden van afzonderlijke personen. Wel waren er tussen de kringen onderling contacten. Zo trok Da Costa rond om lezingen te houden en troffen leden, allen afkomstig uit de gegoede burgerij, elkaar op zijn ‘Zondagavonden’.

Vanaf 1834 verscheen er een heus Reveil-tijdschrift. In Nederlandsche Stemmen, onder redactie van onder anderen Da Costa en De Clerq, stonden artikelen over godsdienst, staatkunde, vaderlandse geschiedenis en literatuur. Het blad bestond tot 1840, toen het door geldgebrek en redactionele onenigheid op de fles ging.

Ondanks het brede interessegebied van de Stemmen bleef het Reveil in Nederland voornamelijk gericht op het innerlijke leven. Wat dat betreft hadden de critici gelijk als ze spraken van een bedompt clubje. De redactionele ruzies bij de Stemmen waren tekenend voor de sfeer. De leden van het Reveil discussieerden veel over de juiste manier om tot innerlijke verandering te komen. Zelfs de frivoliteit van de muzikale ondersteuning van psalmen was voer voor hevige debatten.

Toch zou het Reveil bekendheid verwerven als een beweging die juist het isolement van de eigen protestantse kring doorbrak en actief werd op tal van maatschappelijke terreinen.

9

---

~